Voor het afstudeeronderzoek van Yonne Stroot en Elora van Dijk hebben wij onderzocht hoe het is gesteld met het welzijn van klasdieren op het primair onderwijs.
Samenvatting
Animal Assisted Education(AAE) is erg in opkomst. Hoewel het positieve effect op kinderen al bewezen is, is het effect van AAE op de dieren nog onduidelijk. Dit onderzoek heeft als doel de huidige stand van zaken op het gebied van dierwelzijn van klasdieren in Nederland binnen het primair onderwijs in kaart te brengen. De hoofdvraag van het onderzoek luidt: Hoe is het gesteld met het dierwelzijn van de zeven meest voorkomende klasdieren in Nederland te weten; konijnen, honden, vissen, kippen, schildpadden, cavia’s en hamsters, op het primair onderwijs. De criteria voor een goed dierwelzijn in dit onderzoek zijn gebaseerd op het Welfare Quality (WQ) model. Naast dierwelzijn worden ook inzetnormen onderzocht.
De eerste stap van dit onderzoek was het uitvoeren van een literatuuronderzoek om te beantwoorden wat de welzijnsbehoeftes van de dieren zijn, wat de normen zijn voor het inzetten van een klasdier en wat belangrijke stress- en comfortsignalen zijn die de dieren laten zien. Om erachter te komen of scholen voldoen aan de welzijnsbehoeften en de normen voor het inzetten van het dier, werd een online enquête uitgezet en tijdens schoolbezoeken checklists ingevuld. Deze kwamen beide voort uit het literatuuronderzoek. Welke stress- en comfortsignalen de dieren vertonen werd tijdens de schoolbezoeken onderzocht door gedragsobservaties te doen. Als laatst werd een interview gehouden met de docenten om te onderzoeken of zij nog positieve punten of knelpunten zien met betrekking tot hoe de kinderen met de klasdieren omgaan.
Gemiddeld scoren de scholen op 70% van de dierbehoeftes een voldoende. Per WQ categorie scoorde zij op 77% van de criteria voor goede voeding een voldoende, op 64% voor goede huisvesting, 71% voor goede gezondheid en 88% voor normaal gedrag. Ook scoorde de scholen 53% aan voldoendes voor het voldoen aan de inzetnormen. Verder vertoonde de dieren bij de gedragsobservaties voor 50% van de tijd comfortgedrag, 46% van de tijd overig gedrag en slechts 4% van de tijd stressgedragingen. De frequentie waarin de gedragingen voorkwamen was 10% stress, 44% comfort en 46% overig gedrag. De docenten zagen vooral positieve punten en amper knelpunten. Volgens de docenten weten de kinderen van nature de basis die nodig is voor goede interacties met het dier. Naast af en toe spelen met waterflesjes of iets te ruig hanteren van de dieren zien zij geen knelpunten. Ook gaven docenten aan de kinderen meteen aan te spreken over waarom dat gedrag bij het dier niet goed is en hoe zij het wel moeten doen.
Als eindoordeel scoren de scholen voldoendes op het gebied van goede voeding, goede gezondheid en normaal gedrag. Op het punt van goede huisvesting en het voldoen aan de inzetnormen zijn echter nog verbeteringen mogelijk en scoren zij een onvoldoende. Op het gebied van huisvesting zijn op verschillende punten verbeteringen mogelijk, zoals de juiste bodembedekking, grote van het verblijf en verrijking. Op het gebied van inzetnormen kan vooral op het gebied van opleiding een verbetering optreden. Slechts 17% van de respondenten heeft een relevante opleiding over de behoeftes van het dier of de inzet van het dier in AAE. Door dit gebrek aan kennis te vullen zullen naar verwachting in de andere categorieën ook verbeteringen optreden. Hoewel dit onderzoek niet geheel representatief is voor alle scholen die AAE inzetten in Nederland, kan wel een indicatie worden gegeven over de huidige stand van zaken over dierwelzijn in AAE.